AG Hart Advocaten

In hartje Rotterdam.

Arbeidstijden


Hoe lang een werknemer mag werken hangt af van leeftijd, functie en de sector waarin de werknemer werkzaam is. Wat wel en niet mag in dit kader staat beschreven in de Arbeidstijdenwet.

Arbeidstijdenwet

In de Arbeidstijdenwet staat hoe lang werknemers per dag en per week mogen werken en wanneer zij recht hebben op pauze of rusttijd. Die regels zijn er met het oog op gezondheid, veiligheid en welzijn, maar ook om werk, privé en zorgtaken te kunnen combineren. De regels gelden voor werknemers van achttien jaar en ouder. Voor jongeren tot achttien jaar gelden aparte regels.

In principe geldt de Arbeidstijdenwet voor iedereen die voor een werkgever werkt, dus voor alle werknemers, inclusief stagiairs, uitzendkrachten en gedetacheerden. Sommige regels over arbeidstijden gelden niet voor leidinggevenden en hoger personeel (als het loon bij een voltijd dienstverband minstens driemaal het minimum loon bedraagt).

 In een aantal gevallen geldt de Arbeidstijdenwet ook voor zelfstandigen. Het gaat dan om situaties waarin ook de veiligheid van derden in het geding is, zoals in de vervoersectoren.

Een werknemer mag volgens de Arbeidstijdenwet maximaal 12 uur per dienst werken en maximaal 60 uur per week. Hierbij dient te worden opgemerkt dat een werknemer niet iedere week het maximale aantal uren mag werken. Over een langere periode bekeken gelden andere regels.

Rust na werktijd

Na een werkdag mag de werknemer elf uur aaneengesloten niet werken. Wel mag deze rustperiode eens in de zeven dagen ingekort worden tot acht uur als de aard van het werk of de bedrijfsomstandigheden dit nodig maken. Na een vijfdaagse werkweek mag de werknemer 36 uur aaneengesloten niet werken. Als de werkweek bijvoorbeeld op zaterdag om 16.00 uur eindigt, dan mag de werknemer vanaf maandag om 4.00 uur weer aan het werk gaan. In een periode van veertien dagen werkt de werknemer minimaal 72 uur aaneengesloten niet. Deze periode mag gesplitst worden in twee perioden van minimaal 32 uur.

Pauze houden

Werkt een werknemer langer dan vijfeneenhalf uur, dan heeft hij of zij recht op minimaal 30 minuten pauze. Die mag worden gesplitst in twee keer een kwartier. Werkt de werknemer langer dan tien uur, dan is de pauze minstens 45 minuten. Deze mag worden gesplitst in meer pauzes van minimaal een kwartier. In een collectieve regeling (bijvoorbeeld cao) kunnen afspraken worden gemaakt over minder pauzes. Maar als de werknemer langer dan vijfeneenhalf uur werkt, heeft hij of zij in ieder geval recht op vijftien minuten pauze.

Werken op zondag

Het uitgangspunt is dat een werknemer op zondag niet hoeft te werken, tenzij dat is afgesproken. Werken op zondag mag overigens alleen als het soort werk dat noodzakelijk maakt. Bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, horeca, bij de politie of brandweer. Maar bijvoorbeeld ook in de industrie waar een bepaald productieproces niet onderbroken mag worden. Ook kunnen de bedrijfsomstandigheden zondagswerk noodzakelijk maken. In dat geval moet de werkgever eerst met de ondernemingsraad overeenstemming bereiken. Bovendien moet de werknemer er zelf ook mee instemmen.

Een werknemer heeft recht op minstens dertien vrije zondagen per jaar. In de cao kan worden afgesproken dat het aantal vrije zondagen minder dan dertien is, maar ook in dit geval moet de werknemer daar zelf mee instemmen.

Overwerk

Op 1 april 2007 is de nieuwe Arbeidstijdenwet in werking getreden. In deze wet staan geen aparte regels meer voor overwerk: de huidige arbeidstijden zijn inclusief overwerk. Er wordt uitgegaan van een maximum aan arbeidstijd per dienst, per week, per vier weken en per 16 weken. Zo lang geen sprake is van onvoorziene omstandigheden mag een werkgever een werknemer over een periode van 16 weken 48 uur per week laten werken. De Arbeidstijdenwet bepaalt wel dat een werkgever bij het vaststellen van de arbeidstijden voor zover dat van hem kan worden gevergd, rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden (bijvoorbeeld zorgtaken) van de werknemer. Bij onvoorziene omstandigheden, die voor korte tijd afwijkingen van het reguliere arbeidspatroon noodzakelijk maken, mag de werkgever afwijken van de maximale arbeidstijden.

 Veel cao’s hebben een eigen definitie van overwerk, bijvoorbeeld: als de grenzen van de normale (dus ingeroosterde) arbeidstijden overschreden worden. Sommige cao’s zien niet elke overschrijding van de normale uren als overwerk. Soms hangt dit samen met het niveau van de functie (leidinggevenden) of de aard van de functie (vertegenwoordigers). Soms wordt het eerste kwartier of halve uur na de normale werktijd nog niet als overwerk gezien (tijd om het werk af te maken).

Veel cao’s zeggen dat voor overwerk een toeslag op het loon moet worden betaald. Dat kan in tijd, geld of naar keuze. De toeslag wordt dan gezien als een prikkel voor werkgevers om het overwerk te beperken. Voor werknemers is de toeslag een extra beloning voor extra inspanning en extra belasting

Bijzondere regels voor speciale diensten en sectoren

De Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit geven niet alleen een algemene regeling. Voor enkele specifieke situaties en sectoren zijn speciaal toegesneden regels opgesteld waar werknemer en werkgever aan zijn gebonden.

 Het gaat om de volgende situaties: 

  • nachtdiensten (er is sprake van een nachtdienst als er tijdens een dienst meer dan één uur gewerkt wordt tussen 0.00 uur ‘s nachts en 6.00 uur ‘s ochtends);

  • consignatie (oproepbaarheid van de werknemer bij onvoorziene omstandigheden);

  • aanwezigheidsdiensten (de werknemer moet op de werkplek blijven zodat hij na een oproep zo snel mogelijk aan het werk kan gaan).

 Voor de volgende sectoren gelden naast de algemene, ook aanvullende regels: 

  • zorg (verpleging en verzorging, artsen, verloskundigen en ambulancezorg);

  • mijnbouw (mijnbouwarbeid op zee, mijnbouwarbeid op land en duikers);

  • vervoerssectoren (wegvervoer, binnenvaart, zeescheepvaart en zeevisserij);

  • overige sectoren (audiovisuele producties, baggerwerkzaamheden, bioscopen, brandweer, brood- en banketbakkerij, defensie, horecabedrijf, inwonend huishoudelijk personeel, lokaalspoorwegen, niet-nautisch personeel binnenvaart, podiumkunsten, schippersinternaten, schoonmaakbedrijf, sneeuw- en gladheidbestrijding, tentoonstellingsbouw, scheepsreparatie en vrijwillige politie).