AG Hart Advocaten

In hartje Rotterdam.

Woonruimte 

 

Wonen is een van de meest essentiële behoeftes. Voor de eigenaar-bewoner van een eigen woning geldt dat, maar dat geldt ook voor de huurder van een woning. Daarom heeft het Burgerlijk Wetboek een aparte afdeling “Huur van woonruimte” (art. 232 – 282).

Om de positie van die huurder te beschermen geeft de wet regels die er voor moeten zorgen dat hij niet zomaar uit zijn huis gezet kan worden (huurbescherming), en niet onverwachts met een enorme huurverhoging geconfronteerd kan worden (huurprijsbescherming). Vanwege het beschermingskarakter zijn de regels met betrekking tot de huur van woonruimte van dwingend recht (er kan niet van worden afgeweken).

Huur van woonruimte houdt in, dat er een gebouwde onroerende zaak als zelfstandige of onzelfstandige woonruimte wordt verhuurd, of een woonwagen met standplaats (kavel waarop de woonwagen geplaatst wordt met voorzieningen, art. 7:236 BW). De onderhuur van kamers valt ook onder de huur van woonruimte.

De verhuur van woonboten en stacaravans valt niet onder de huur van woonruimte.

Voor sommige gevallen is er wel huur van woonruimte, maar geldt er géén huurbescherming. Dit is wanneer het een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is (art. 7:232 lid 2 BW). Hierbij moet men letten op “de aard van het gebruik” (de reden van verblijf) of “de aard van de woning” (vakantie- of sloopwoning) of “hetgeen partijen omtrent de duur van het gebruik voor ogen hebben gestaan” (bijvoorbeeld dat de woning op termijn bestemd is voor verkoop).